In deze rubriek laten we Amstelveners aan het woord die op hun eigen manier het verschil maken en de samenleving kleur geven. In deze podcast Dirk Annokkee (84), een bekende kunstenaar in ons dorp, al vindt hij het lastig om zichzelf zo te noemen. Wie en wat is Dirk dan wel?
‘Kunstenaar. Ik heb zo’n hekel aan dat woord gekregen. Veel amateurs noemen zichzelf tegenwoordig zo. Het is prachtig om na je pensioen te leren schilderen, maar een kunstenaar maak je niet, daar word je mee geboren.
Ik ben academisch gevormd. Ik moest geld verdienen en ging aquarellen maken en die verkocht ik voor aardig wat geld. Daar leefde ik van. Tussendoor ben ik ook nog postbode geweest, begon ik om zes uur, was ik twaalf uur klaar en daarna snel naar mijn atelier. Dat is dus andere koek. De amateur doet het voor zijn plezier en ik niet. Ik moet het gewoon doen, omdat het erin zit. Het is die drang om me creatief te uiten.
Laat een ander maar zeggen dat ik kunstenaar ben, maar zelf doe ik dat niet. Het is een te groot woord. Het is te gemakkelijk gezegd. Kunst is niet naschilderen, het is een kwestie van fantasie. Ik kan iemand alleen de techniek leren, de rest moet uit jezelf komen.’
Strijdlustig
‘Ik ben een rebels type. Strijdlustig. Ik ga tot het gaatje. Ik heb pas een herseninfarct gehad, maar ze snappen niet dat ik alweer loop en van alles doe. Het was wel een angstige periode. Ik zat in een café te praten met iemand en wilde net mijn eerste biertje pakken. Dat lukte niet. Opstaan ook niet. Ik had geen pijn, maar wist dat het mis was.
Ik kwam eerst hier in het ziekenhuis terecht, daarna in het VU. Helemaal door de molen in. Ik lag op een zaal met allerlei andere mensen en dan weet je niet wat je ziet. Mensen die niet konden bewegen of praten. Het had zoveel slechter kunnen aflopen. Toch heb ik de grootste lol gehad, want ik wil niet chagrijnig zijn. Veel oude mensen klagen, ik niet. Ik ben 48 in plaats van 84, zeg ik altijd.
Nu ben ik blij dat ik alles weer kan. Ik durfde eerst niet te fietsen, maar toen mijn vrouw even weg was heb ik het geprobeerd. Het lukte. Ik was zo zo gelukkig. In die zin ben ik een doorzetter. Ook de rollator is weg en gisteren kwam er een vrouw bij me kijken. ‘Voor jou kan ik niets meer betekenen’, zei ze. ‘Hier heb je mijn kaartje. Als je me nodig hebt, bel je maar.’ Weer gewoon naar mijn atelier kunnen voelt als een bevrijding.’
Anders
‘Ik voel me anders dan de anderen. Dat heb ik mijn hele leven gehad en dat gevoel is nooit weggegaan. Ik kom niet uit een artistiek milieu, maar een uit een burgerlijk gezin dat in Amsterdam-Oost woonde. Mijn vader was kantoorklerk, mijn moeder een huiskloek. Ze kon de lekkerste ballen gehakt maken. Het was een fijn gezin, maar toch heb ik een moeilijke jeugd gehad.
In de hongerwinter hadden we niets te eten. Mijn moeder heeft me toen op een gammele rotfiets naar Friesland gebracht. De hele Afsluitdijk afgereden met me. Ik vond daar een onderkomen en zij is de volgende dag teruggefietst. Dat vind ik zo krachtig. Dat doorzetten heb ik van haar. In Friesland sliep ik op de overloop van een boerengezin en ik weet nog hoe bang ik was. ‘Als er iets gebeurt, ben ik de eerste die de klos is’, dacht ik steeds.
Na de oorlog had ik het moeilijk op school. Ik werd erg gepest. Ik was een gewone jongen, maar de kinderen vonden me toch anders. Ik denk dat ik de mensen een beetje afschrik, dat is nog steeds zo. Als ik ergens fiets, voel ik hoe de mensen naar me kijken. Ik weet niet waarom dat is. Ik vermoed dat ik dat als kind ook al had.
Ik moest met Lijn 9 naar school en dan stonden ze me bij de halte al op te wachten. Dan verstopte ik me en ging ik pas de school in als de bel ging. Er hing een gekke sfeer op die school. De onderwijzer had een kop koffie op zijn bureau en als hij even wegliep, spuugde er een in zijn koffie. Daarna even roeren. Ik durfde er natuurlijk niks van te zeggen. Die periode was vreselijk. Ik kreeg astma en plaste in mijn bed. Mijn moeder kreeg het op een gegeven moment door en heeft me van school gehaald. Toen kwam ik op een hele leuke school, ik kreeg een meester die me de mogelijkheid gaf om veel te tekenen. Maar dat pesten blijft je hele leven bij je. Ik ben een eenling en kijk eerst altijd goed naar mensen. Ook mijn zes kleinkinderen houd ik goed in de gaten, of ze niet gepest of bang gemaakt worden.’
Anders
‘Het zijn mijn gedachtes die me anders maken. Die uit ik in mijn schilderijen. Ik vind het moeilijk om het onder woorden te brengen wat ik schilder, ik weet soms zelf niet wat ik doe, het is het onderbewuste wat ik eruit krijg.
Dat zorgt voor berusting in dat anders zijn, want elke kunstenaar heeft iets raars. Ik ben wel begonnen als een realistische schilder en daar was ik goed in, want mensen konden geen verschil zien tussen een foto en mijn werk. Het beviel niet. ‘Waar ben ik mee bezig?’, dacht ik. Ik kwam veel in het Stedelijk Museum en daar bewonderde ik de schilderijen van Willem de Kooning.
Dat is je fantasie tarten, dacht ik. Dat wilde ik ook doen. Ik heb er een paar jaar over gedaan om orde te brengen in die chaos en toen ging het goed. Naschilderen kan iedereen, maar dit is echt van mij. Vroeger gebruikte ik veel meer kleur. Nu zijn het meer de aardkleuren, dat komt door het ouder worden.’
Erkenning
‘Ik had meer erkenning willen krijgen. Wat heb ik aan mensen die aardig zijn en bij me komen met: ‘Wat een mooi werk. Dat je dat allemaal kan.’ Daar heb ik niks aan. Ik heb wat aan mensen die er verstand van hebben en een gedegen oordeel vellen.
Ik vind mezelf ook niet succesvol als schilder, want ik kon er moeilijk van leven. Daarom gaf ik les. Maar wat is succes eigenlijk? Als ik de zoon was geweest van een burgemeester, was het anders gelopen en was ik bekender geworden. Ik mis gewoon het netwerk. Er is niemand geweest die tegen mij heeft gezegd: ‘Dirk, ik ga jouw belangen behartigen.’ Was het maar waar. Die had zo van de winst mee mogen delen. Dat zou ik nog steeds wel willen, dan gaat de wereld veel meer open. Niet vanwege de bekendheid, maar dat je werk gewoon meer gezien wordt en wereldwijd gaat. Dat verlangen blijft.
Ik ben niet iemand die dat zelf regelt. Ik durf dat niet, ik ben te bescheiden. Een van de leraren op mijn school was bevriend met een bekende beeldhouwer. Ik mocht daar een keer kijken. Ik ging er naartoe, stond voor het grote hek, maar durfde niet naar binnen. Daar heb ik nog steeds spijt van. Dan was ik misschien zijn hulpje geworden. Ik was gewoon bang.
Maar ik ben blij met de erkenning die er wel was. Ik heb een mooie prijs gekregen in Amstelveen. En stoppen zal ik niet. Ik ben niet iemand die gaat zitten om voor zich uit te kijken. Dan ga ik dood.’
Verder in de podcast:
Met welk kunstwerk haalde Dirk Annokkee als kind de voorpagina?
Verder praat Dirk over de diefstal van zijn kunstwerken en de impact daarvan op zijn leven en werk.